De Kut-Kat

“Hé buuv, even via de voicemail… ik heb zo meteen een late dienst en de kutkat is nog niet in huis. Wil jij er ff binnenlaten, zodra je er ziet. Het eten staat al voor haar klaar, hoef je niets meer aan te doen”.

Ik was dol op haar en het was een blok aan mijn been, mijn kat Buiter, wat haar echte naam was. Altijd weer een geregel. Of ik nu voor eventjes of een langere tijd weg moest. Een hele verantwoordelijkheid. Vooral toen ze ernstig ziek werd, borstkanker. De dierenarts heeft nog een poging gedaan haar te redden, voor een bedrag, waar je normaal een weekendje Barcelona van kunt beleven, maar het mocht niet baten. De tumoren kwamen terug en binnen een aantal weken zat ik met een terminale kat in huis. En dat is niet gezellig!

Maar nu is ze dus dood. ‘Uit haar lijden verlost'. En dat is raar. Geen gejammer en gekrab meer ‘s nachts aan mijn slaapkamerdeur. De kattenbakgeur begint een beetje uit het huis te verdwijnen. Geen dode, of nog erger, half dode muizen, als kadootje meegebracht. Geen houten kont meer, omdat zij maar in één positie op mijn schoot wenst te liggen. Geen krolse, jammerende katers meer in de tuin. Geen schuldgevoel meer omdat ze weer erg chagrijnig keek, als ik mijn tas in pakte voor de slaapdienst. Of na lang weg te zijn geweest, meteen mijn bed in dook, waar zij niet bij mocht zijn. Geen haren meer, geen haren meer, geen haren meer. Wat zij in een week achterliet, daar kon je een hele nieuwe kat van bouwen. Geen Henk Willem Westerman meer.

Henk Willem was de dierenarts. Tenminste één van de velen in de grote praktijk, maar wij liepen Henk Willem vaak tegen het lijf. En dat vonden de kutkat in ik erg fijn. Al bij de eerste keer, dat hij zijn hoofd om de hoek stak, om te vertellen dat het onze beurt was, liep ik iets te vrolijk de spreekkamer binnen. Ik zette het kooitje op tafel, hij openende het deurtje en de kutkat kwam al snel op zijn prettige stemgeluid af. Op het moment dat zij het kooitje kwam uitgelopen, begon hij haar kopjes te geven. Het lijkt nu, hier zo opgeschreven wat weeïg en doorsnee ben ik een grote stoere meid, maar op dat moment lag ik volledig in katzwijm onder de behandeltafel. Henk Willem had alles, wat je je in een natte droom over een dierenarts kan voorstellen. Lang, lekker, jong en een bijzonder groot hart voor de patiënt en haar baasje.

Toen mijn kat Buiter dan haar twee laatste definitieve spuiten kreeg, gebeurde dat niet door Henk Willem, maar door een wrede, oude, ongeduldige veearts. Gelukkig belde Henk Willem een paar dagen later op, voor een stukje nazorg, kijk dat is Drs. Henk Willem dan weer. Daarin vertelde hij, hoe goed hij zich kon voorstellen hoe het voor mij voelde. “Aangezien hij ook alleen woonde en nog niet zo lang geleden een kat had verloren”. En dat was het moment, waar normale mensen een langdurige relatie aan over houden, of op z'n minst een heftige gepassioneerde nacht, waarin hij halverwege nog opgepiept wordt voor een bevalling van een kalf. Maar zoals dat bij alle anderen wel afloopt, zo bij mij dus niet. Ik legde na een vriendelijk ‘Bedankt voor alles' op en heb vervolgens nog een half uur vloekend en dansend door de kamer gelopen.

En nu zit ik dus weer thuis, zonder kat en zonder dierenarts. Het komende seizoen gaat druk worden, dus eventjes geen huisdieren meer. Maar dat betekent dus ook geen Henk Willem meer. Ik krijg van vrienden al de nodige beesten te leen aangeboden. Een rat met de ziekte van Parkison, een papagaai met gilles de la tourette en een HIV besmette schildpad. Maar ik ben toch bang dat het zal opvallen. En het is maar beter zo, want zonder doktersjas, is hij vast een stuk minder aantrekkelijk. Laat staan, dat ik hem misschien niet eens herken in de supermarkt! Waarschijnlijk ben ik hem al meerdere malen tegen gekomen en heb hem zwaar teleurgesteld, omdat ik hem niet groette. En als ik hem vraag zijn doktersjas aan te houden, tijdens de sex, vindt hij me misschien een beetje raar en heeft hij vast een trucje om zijn pieper spontaan te laten trillen.

Ik mis de kutkat!